DE TWEE WEERTER LAKENHALLEN IN ANTWERPEN
Naast Bergen op Zoom was vooral Antwerpen de stad van waaruit het Weerter laken naar andere plaatsen werd verhandeld. De handel is zich zelfs grotendeels op deze plaats gaan concentreren. Ook in de 17e eeuw bestonden er nog handelsbetrekkingen tussen beide steden. Na 1700 echter is hiervan nog maar nauwelijks sprake. Had het Weerter lakengilde in Bergen op Zoom slechts de beschikking over een lakenhal, in de Scheldestad bezat men 2 verkooplokalen. In de Hoogstraat (het middelpunt van de hele lakenbedrijvigheid in Antwerpen, want hier lagen o.m. ook de Turnhoutse hal, de hal van Herenthals, van Doornik, van Armentiers en nog andere plaatsen) was gelegen "de Halle van Weert", ook geheten "het Hazewindeke", tegelijk met de hal in Bergenop Zoom in 1513 aangekocht. In de schepenbrieven van Antwerpen wordt deze steeds omschreven als "een seer groote huyzinge". Hij lag ten noorden van de hal van Turnhout en kwam langs de achterzijde met een gang uit in de Reyndersstraat. Ten oosten van deze gang bevond zich in de Reyndersstraat een huis genaamd "de Stadt Weert", eveneens eigendom van het lakengilde van Weert en aangekocht in 1562/1563. Evenals in Bergen op Zoom werden ook de hallen in Antwerpen geheel of gedeeltelijk verhuurd aan huisbewaarders. Zo zijn er o.m. nog huur- of pachtcontracten aanwezig uit 1624, 1668 en 1688. Ook blijkt dit uit enkele nog bewaard gebleven jaarrekeningen van het wollenambacht. Het huis in de Reyndersstraat werd met goedvinden van het Weerter stadsbestuur in mei 1640 verkocht aan Hans de Heyde. Uit enkele andere archielbronnen mag met vrij grote zekerheid geconcludeerd worden, dat de hal in de Hoogstraat in 1719 of 1720 werd verkocht aan Jan Francis van Campo.
Terwijl de Weerter hal in Bergen op Zoom in 1747 geheel is verdwenen, gaat
de historie van de twee hallen in Antwerpen, ook nadat zij niet meer eigendom
waren van het gilde, tot in onze tijd verder. Een gedeelte van de "Halle
van Weert" in de Hoogstraat maakt thans deel uit van het complex Jordaenshuis.
Dit complex fungeert als Centrum voor de Monumentenzorg van de stad Antwerpen.
De Stedelijke Dienst voor de Monumentenzorg is er in gevestigd en ook bevat
het een tentoonstellingsruimte voor jonge kunstenaars, die tevens ook voor diverse
andere kunstmanifestaties kan gebruikt worden. Ook "de Stadt Weert"
in de Reyndersstraat heeft historische relaties met de Vlaamse schilder en etser
Jacob Jordaens ( 1593-1678), Rubens' jongere tijdgenoot en collega. Op 15 januari
1618 kochten Jordaens en zijn vrouw Catharina van Noort het Achterhuis, een
dubbele woning met ingang langs een poort en smalle gang in de Hoogstraat en
gelegen achter de huizen "De Grote Helm" en "De Zwarte Helm".
De poort en de ingang bleven in het bezit van "de Grote Gulden Helm".
In 1639 kochten zij ook het huis "De Halle van Turnhout", dat toegang
gaftot het in 1618 aangekochte pand. De eigenaars en de bewoners van "de
Halle van Weert" werden dus buren van Jordaens, die nu 3 zijden van het
binnenpleintje bezat. Nu begon hij met verbouwen nieuwbouw. Een aantal jaren
geleden zijn er enige tot dan toe onbekende documenten gevonden, die aantonen,
dat Jordaens i.v.m. zijn verbouwactiviteiten erfscheidingsovereenkomsten afsloot
met zijn buren. Zo maakte hij in 1640 ook een contract met zijn verder noordelijk
gelegen achterbuur "de Stadt Weert" om een deel van de muur van dat
gebouwals scheidingsmuur te mogen gebruiken. Hoe de bouwplannen er precies hebben
uitgezien, blijft duister daar de archieven van de stad Antwerpen hierover practisch
geen gegevens bevatten. Na zijn dood is het hele complex in vreemde handen overgegaan.
In l770 kocht een zekere Laurentius Petrus Solvijns het jordaenshuis, in 1787
"de Halle van Weert" en tenslotte in 1792 het huis "de Stadt
Weert". Vanaf die tijd zijn de 4 zijden van de binnenplaats in een en dezelfde
hand gekomen en sindsdien hebben ook grote verbouwingen en veranderingen plaats
gevonden, waarbij o.m. een gedeelte van van "de Halle van Weert" als
stalling en remise werd ingelijfd bij het jordaenshuis. In 1950 kocht de Staat
het gehele complex aan wegens de artistieke, oudheidkundige en historische waarden.
In het kader van het Monumentenjaar 1975 gaven burgemeester en schepenen van
Antwerpen, die het gebouw van de Staat huren, er de bovengenoemde bestemming
aan.
Nog steeds kan men dus in Antwerpen restanten van gebouwen bewonderen, die nauw
verband houden met de vroegere bloei van Weert, waaraan vooral het gilde der
lakenmakers belangrijk heeft bijgedragen.
Jan Henkens, uit "WEERT IN WOORD EN BEELD" (jaarboek 1986)